De btw-richtlijn geeft ondernemers het recht op aftrek van omzetbelasting die door andere ondernemers aan hen in rekening is gebracht. Het recht op aftrek is gekoppeld aan de mate waarin de van andere ondernemers afgenomen goederen en diensten worden gebruikt voor belaste prestaties van de afnemer.
Het Hof van Justitie EU heeft onlangs de vraag beantwoord of het recht op aftrek van voorbelasting mag worden geweigerd aan een ondernemer, die een machine heeft aangekocht, die hij vervolgens kosteloos ter beschikking stelt aan een onderaannemer. De onderaannemer gebruikte de machine om werkzaamheden voor de terbeschikkingsteller van de machine te verrichten. Volgens het Hof van Justitie EU mag het recht op aftrek van voorbelasting niet worden geweigerd voor zover de terbeschikkingstelling niet verder gaat dan hetgeen noodzakelijk is om de ondernemer in staat te stellen in een later stadium zijn economische activiteit uit te oefenen. De kosten van de aankoop moeten wel zijn verwerkt in de prijs van de door de ondernemer geleverde goederen of verrichte diensten.
Bron: Hof van Justitie EU | jurisprudentie | ECLIEUC2024866, C 475/23 | 04-10-2024
Laatste nieuwsberichten
Betaal voorlopige aanslag niet te vroeg
19-12-2024
Invoering belastingheffing box 3 over werkelijk rendement niet voor 2028
19-12-2024
Opschorting overgangsrecht btw-verhoging cultuur
19-12-2024
ISDE-regeling opent weer op 2 januari 2025
19-12-2024
Strenge toets voor beroepskosten van resultaatgenieter
19-12-2024
Pakket Belastingplan 2025 aangenomen
19-12-2024
Box 3: ongerealiseerde vermogenswinsten tellen mee bij werkelijk rendement
12-12-2024
Cryptovaluta vormen belastbaar vermogen in box 3
12-12-2024
Naheffingen mrb door onjuist gebruik handelaarskenteken
12-12-2024
Per 1 januari 2025 geldende bedragen in de SZW-regelgeving
12-12-2024